Gewoon een prachtige oude foto of ansichtkaart bekijken. Ogen dichtdoen en door de wimpers heen kijken naar het hier en nu. Werkelijkheden lopen in elkaar over. Het Haagje was een wereld van uitersten. Vooraan stonden woningen van bestuurders, zoals de rentmeesterswoning van de Hollandse Compagnie (de stichter van Hoogeveen) en die van de schulte, de voorloper van de burgemeester. Vandaar het Haagje, koosnaampje van Den Haag, het bestuurscentrum. Achteraan, bij de huidige Wolfsbosstraat, stond een pand van een 17ᶱ eeuwse schaapherder. Tussenin groeide een industriegebied. Op de noordzijde waren in de 18ᶱ eeuw zoveel werven, dat het tikken van de
breeuwhamers, en de geur van pek en rook, onderdeel werden van de Hoogeveen-Beleving. Op de zuidzijde kwam een molen. Een zo moderne vorm van energie, dat we er rond 1900 niet eens van snapten hoe modern dat was. De molens die overbleven kregen nogal eens een fossiele energie-motor. Deze molen ging tegen de vlakte. Het water erheen werd gedempt. Er is niets wat nog herinnert aan de wijk die speciaal voor de molen ernaartoe werd gegraven. Het hoofdwater, het kanaal ‘het Haagje’ was ooit Hollandscheveldse Opgaande. Vanuit hier kon je 2300 hectare veenland van de Hollanders ontturven. Hier ging de turf van Nieuwlande langs. Onbelangrijk, we willen een
auto. Nou, die hebben we. Veel van ons. En de zorgen over hoe het Haagje iedere keer weer voor de zoveelste keer heringericht moet worden. Wat rest zijn de foto’s. De tijd van weleer.
Foto: Andy Benjamins Tekst: Albert Metselaar