Velen in Hollandscheveld en wijde omgeving zullen Willem Metselaar vaak hebben zien rijden in z’n auto met aanhangwagen. In die aanhangwagen stond dan de stier ( ‘bolle’ op zijn Drents ) van Willem. Samen waren zij op weg naar een boer met een ‘vaorige’ of te wel een tochtige koe. De koe moest gedekt worden door de stier met de bedoeling dat de koe na ongeveer 9 maanden een jong kalfje baarde. Lukte dit niet dan was de koe volgens Willem ‘ummebold’.
Dit moest Willem ons toch even uitleggen. Wat is ummebold? De koe werd na een week of drie weer vaorig, zij was van de eerste keer dat ze bezoek kreeg van de stier niet drachtig geworden en hup Willem ging er met de bolle weer op af voor een tweede poging. Zo ging dat toen. Dat is alweer zo’n 25 jaar geleden, want zolang is het geleden dat Willem ermee gestopt is.
Willem vertelt ons met veel plezier z’n levensloop. Ik zal proberen bij het begin te beginnen zegt hij. Hij doet z’n best maar soms schiet hem tussendoor een verhaal te binnen dat hij dan maar meteen vertelt, want zegt hij ‘aanders bin ik het dadelijk kwiet’. Voor de leesbaarheid hebben we zoveel mogelijk de tijdsvolgorde aangehouden.
Willem steekt van wal. “Ik ben in 1934 geboren aan de Schutswijk nr. 2 en heb daar tot mijn 19e jaar bij mijn ouders Willem en Wummechien en gewoond. We waren thuis met 5 kinderen en ik was de op één na jongste. De huizen die op die plek aan de Schutswijk stonden werden bewoond door vier broers Metselaar. Mijn vader was één van deze vier. Mijn ouders hadden 1 koe, wat pinken, 6 keumotten, 2 hokken met in elk hok 150 legkippen. Het was in de jaren ’50 van de vorige eeuw en toen ontvingen mijn ouders al 9 cent voor een ei. Daar hadden ze het best mee. De eieren werden aan Bernard Booij geleverd en hij leverde het voer voor het vee en de kippen aan mijn ouders. Zo is het altijd gegaan. Er is nooit iemand anders aan te pas gekomen dan Bernard Booij. Er werd een mondelinge afspraak gemaakt en die werd gewoon jaar na jaar nagekomen. Er kwam niks op papier. Het vertrouwen in elkaar was toen groot. Op een oppervlakte van ongeveer 3 hectare werden tuinbonen verbouwd. Alles bij elkaar konden ze zich er goed van redden.”
Toen de 2e wereldoorlog uitbrak was je ongeveer 6 jaar.
Kun jij je de oorlog nog herinneren?
“Wat ik mij er nog goed van kan herinneren is dat er elke avond een aantal onderduikers naar het onderduikershol ging. Slapen in huis was niet vertrouwd. Ik zag dat ze dekens, eten en drinken meenamen. Het onderduikershol was aan de Bakkerswijk zo’n 200 meter westelijk van de huidige Schoonhovenweg bij het Kreuzendiekie. De toegang tot dit hol was aan de kant van de Bakkerswijk. Je kon gewoon over het hol lopen, het was onzichtbaar. Behalve dat hol, was er ook nog een familiehol voor de familie Hummel, Schonewille, die aan het Zuideropgaande woonden aan weerszijden van de Schutswijk, en voor de familie Metselaar. Dit hol bevond zich bij het Dwarsgat, dat noord-zuid loopt aan de Oostzijde van de Schoonhovenweg tussen de Calkoenswijk en de Schutswijk. Dit hol was wel zo groot dat er 50 mensen in konden, maar daar hoefde gelukkig nooit gebruik van te worden gemaakt.”
Naar welke school ging je?
“De kinderen van de Metselaars van Schutswijk gingen naar de Gereformeerde School aan het Zuideropgaande. Ik mocht niet graag naar school gaan. Ik leerde er ook niet veel. Er moesten kolen uit het kolenhok worden gehaald om het in de lokalen warm te stoken en die kolen ophalen was mijn werk. Daar nam ik alle tijd voor om maar niet in de klas te moeten zitten. Op het schoolplein stond een dikke boom volop in het blad. Ik ben eens een keer bovenin die boom geklommen en toen waren ze mij kwijt. Na lang zoeken zagen de andere kinderen mij zitten en die hebben dat toen tegen de meester gezegd. Het is toch wat dat je verraden wordt door zulke kinderen. Ik ging wel elk jaar over en dat was niet omdat ik goed kon meekomen, maar ik denk dat ze zo snel mogelijk van me af wilden zijn. We waren het helemaal eens. Ik wilde ook zo snel mogelijk van school af. Dat is mij gelukt.”
Wat ging je toen doen?
“Ik was 12 jaar en ik ging direct nadat ik van school was gegaan met mijn broers op de fiets van mijn moeder naar boer Jetze Kloosterman aan de Coevorderstraatweg. Het was in de tijd van het aardappelkrabben. Ik moest de aardappels die mijn broers krabden met de kruiwagen aan de rand van de aardappelakker brengen. Dit was zwaar werk. We gingen om 6 uur van huis, begonnen ‘s morgens om 7 uur en werkten 52½ uur in de week. Het eerste jaar beurde ik 9 gulden in de week (bijna € 4,10). Het tweede jaar ging ik met 12,50 gulden naar huis (bijna € 5,70). Verder werkte ik bij Kloosterman veel achter het paard om grond te ploegen of te schoffelen.
Mijn vader overleed al op 54 jarig leeftijd en toen stond mijn moeder er alleen voor, wel met onze hulp, maar toch. . Zij heeft nog 35 jaar aan de Schutswijk gewoond tot ze in 1985 overleed.”
Je trouwde toen je 19 jaar was met Geesje Engels vertelde je.
Waar gingen jullie toen wonen?
“Wij gingen inwonen bij mijn schoonouders aan de van Echtenswijk, wel in een apart kamertje hoor.Ik verdiende ’s zomers de kost met het werken bij de boer. Ik deed dat in aangenomen werk. Hoe meer je presteerde, hoe meer je verdiende. Je gunde je eigenlijk geen tijd om te schaften. Het brood wat je meenam lag in de zon hard te worden ‘in de kladde’. ‘s Winters werkte ik in die tijd vaak bij de DUW. (Dienst Uitvoering Werken) Dat was de toenmalige werkverschaffing, die geregeld werd vanuit de overheid.”
Na enige tijd gingen jullie verhuizen naar een salonwagen.
Hoe kwam dat zo?
“Ik kreeg werk op de boerderij van Piet Boersma aan de Langedijk. Toen kon ik op zijn grond een salonwagen plaatsen aan de Riegshoogtendijk, naast de familie Woltinge.
De boerderij met vier hectare land erbij van Jo Moes, de weduwe van Jan van der Helm die in 1945 op de vlucht is doodgeschoten, kwam op een gegeven ogenblik te huur. Ik kon maar 4 koeien kopen en zelf betalen. Dat was te weinig op vier hectare land. Berend Kroesen (Beernd Pottie) bood mij twee koeien erbij aan. Die kon ik hem dan later wel afbetalen, zei hij. Ik vond dat eigenlijk maar niets, maar toch gedaan. Er kwam niets op papier. Dit gebeurde weer allemaal in goed vertrouwen, zoals vroeger bij mijn ouders met Bernard Booij. Na 7 jaar huur, heb ik de boerderij gekocht.
Wij hadden altijd 1000 kuikens die wij 18 tot 20 weken hielden totdat het kippen waren die aan de leg toe waren, later zijn wij overgeschakeld op mestkuikens. Toen de verdiensten daarmee wat minder werden zijn wij overgegaan op broedeieren voor mestkuikens. Piet Fieten leverde ons vanaf het begin altijd voer en nu adviseerde hij ons mestkalveren te houden. We konden 116 kalveren houden. Wij kregen een aanbod van hem waarop mijn vrouw Geesje zei: Willem dit moeten we direct doen. En zo ging het. We hebben het er best mee gehad. In de loop van de jaren hebben we de 4 koeien kunnen uitbreiden tot 14, omdat we er ook zo hier en daar land bij konden kopen. Wij hielden ook nog 30 mestbollen. Ik heb voor de melkfabriek nog de melkpullen vervoerd toen dat nog met vrachtwagens gebeurde. Ik was dan ’s middags om twee uur vrij en kon ik op de boerderij aan het werk.
Arie Pekel stopte ermee om met de bolle op pad te gaan. Toen heb ik dat opgepakt en zo langzamerhand ben ik er ook bij gaan handelen in vee. In 2003 overleed mijn vrouw Geesje. Dat was een enorme klap. Altijd hadden we samengewerkt.
Ik ben tot mijn 83e veehandelaar geweest. Toen moest ik stoppen in verband met een blindedarmperforatie waarin, zo bleek toen, een kankergezwel zat. Ik ben na de operatie elf dagen in coma geweest, twee maanden in het ziekenhuis in Emmen en drie maanden in Weidesteyn geweest. Toch is het uiteindelijk weer in orde gekomen. Drie jaar geleden had ik een gezwel in de dikke darm, gelukkig geen uitzaaiingen. Nu voel ik mij weer kerngezond.”
Willem woont nog steeds in dezelfde boerderij waar hij ooit met zijn Geesje en hun vier kinderen Wummie, Willem, Alie en Harrie woonden. Met veel verdriet in zijn stem zegt hij dat zijn beide dochters Wummie en Alie ook al – veel te jong – overleden zijn, evenals zijn kleinzoon Gerwin, zoon van Alie en Arie Fieten. Dan valt Willem even stil en je ziet dat zijn gedachten afdwalen. Het is verschrikkelijk dit te moeten meemaken, zegt hij. Maar om zijn verhaal niet somber af te sluiten wil hij nog wel kwijt dat hij er heel blij mee is dat zijn beide zoons Willem en Harrie en ook kleinzoon Wilco, vlakbij hem wonen.
Willem sluit af: “Wij hebben hard moeten werken, we hebben met elkaar een mooi leven gehad op enkele heel verdrietige gebeurtenissen na die je niet in de koude kleren gaan zitten”, aldus Willem. Bron: Pr8veld
