Column

Opinie: Een slaatje uit slaan

Op 11 september 2020 is het rapport van historicus Robin te Slaa over de kwestie Tjalma openbaar geworden, dat onder de titel “Rapport Onderzoek naar voormalig burgemeester van Hoogeveen J. Tjalma” op de website van de gemeente Hoogeveen staat.

  Het rapport voegt niets toe, in die zin dat streekhistoricus Albert Metselaar de kwestie eerder in het voetlicht had gezet in het Bevrijdingsjaar 2020 en zich de vraag stelde of het wel eerbiedwaardig  is dat een park en brandweerkazerne in Hoogeveen naar Tjalma is genoemd.

  Middels degelijk bronnenonderzoek in ondermeer het Oud Archief in Hoogeveen had Albert Metselaar begin 2020 al duidelijk gemaakt dat Tjalma niet de voorbeeldfiguur is
die het verdiend dat hij ereburger van Hoogeveen is én dat een park en brandweerkazerne in Hoogeveen de naam van Tjalma draagt. Interessant is dat Albert Metselaar tal van nieuwe bronnen vond aangaande Tjalma. Een bijzondere vondst van Metselaar was o.m. de in het rapport aangehaalde door burgemeester Jetze Tjalma ondertekende brief van 16 mei 1940 aan ‘de Joodsche gezinshoofden te Hoogeveen’. De tekst hiervan luidt: “Op bevel van de Duitsche Militaire Autoriteit deel ik U mede, dat Uen Uw eventueele gezinsleden zich Zaterdag 18 Mei a.s. des voormiddags negen uur hebt te melden bij de Duitsche Wacht (Schutstraat 112).”

  Ondanks de bevindingen van Albert Metselaar wilde het college van Hoogeveen toch een nieuw onderzoek. Zaken die in het rapport staan over de zuiveringsprocedures en bepaalde feiten, zoals als zou Tjalma het verzet financieel steunen en de rol van lokale verzetsleden om Tjalma als burgemeester aan te houden, kan ik niet beoordelen. Maar in het licht van de vraagstelling van Albert Metselaar bevat het rapport mijn inziens dus geen nieuwswaarde.

  Zo was reeds tijdens de zuiveringsprocedure in 1945 en 1946 bekend dat Tjalma actief meewerkte aan het verstrekken van gegevens van joodse inwoners (lees: deportatie) en burgers voor de Arbeitseinsatz (lees: dwangarbeid) aan de Duitse bezetter én dat de toenmalige minister van binnenlandse zaken Tjalma het hand boven het hoofd hield.

Ook nadien zijn er in de literatuur kanttekeningen geplaatst bij burgemeesters in oorlogstijd.

Het notenapparaat van het rapport geeft mij de indruk dat er nauwelijks onderzoek door Te Slaa is gedaan in het oud- archief van Hoogeveen waar belastende stukken liggen. Het rapport heeft ook geen meerwaarde daar er geen nieuwe invalshoeken zijn bewandeld, zoals de praktijk van het totale ambtenarenapparaat, politie en burgerij tijdens en na de oorlogsjaren.
Opmerkelijk is de reactie van de burgemeester van Hoogeveen, Karel Loohuis, notabene
ook historicus, dat het college niet op de hoogte was van de handel en wandel van Tjalma, terwijl Albert Metselaar en Frits Kappers materiaal hadden aangedragen over deze kwestie.

  Blijkbaar was het onderzoek Albert Metselaar niet voldoende voor de burgemeester van Hoogeveen om over de brug te komen, maar moest het latere rapport van Te Slaa de norm zijn. Winst is dat het college heeft besloten dat het park en de brandweerkazerne niet de naam van Tjalma mag dragen. Jammer is dat derden op het dubieuze verleden van Tjalma moesten wijzen en tot op heden het college en deels de gemeenteraad deed of hun neus bloedde. Spijtig is ook dat de kosten voor het rapport wat naar mijn schatting 25.000 bedraagt, op grond 24 werkuren die in het rapport staat, betaald wordt door een financieel noodlijdende gemeente.

Ronald Wilfred Jansen, Hoogeveen

Geef een reactie

Aankomende evenementen